Provinciale Staten moeten zich kunnen uitspreken over verbreding snelwegen
Provinciale Staten moeten zich kunnen uitspreken over verbreding snelwegen
In oktober 2007 heeft gedeputeerde Cornelis Mooij (VVD) de "raamovereenkomst stroomlijnalternatief planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere" ondertekend. De overeenkomst gaat over het verbreden van de snelwegen A1, A6, A9 en A-10 oost. Vooral de inwoners van de gemeenten Diemen en Ouder-Amstel en het Amsterdamse stadsdeel Oost-Watergraafsmeer krijgen te maken met meer autoverkeer en hinder.
Hoewel de gedeputeerde de raamovereenkomt ondertekend heeft namens de provincie Noord-Holland, zijn Provinciale Staten niet gevraagd in te stemmen met de overeenkomst. De SP is, in tegenstelling tot blijkbaar VVD, PvdA, CDA en GroenLinks, geen voorstander van deze asfaltprojecten.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam hebben op 13 februari 2008 de gemeenteraad wèl gevraagd in te stemmen met de ondertekening van de overeenkomst. Waarom doen Gedeputeerde Staten van Noord-Holland dan géén voorstel aan Provinciale Staten?
De SP vindt het wel zo logisch dat de provinciale volksvertegenwoordiging, net als de Amsterdamse gemeenteraad, het laatste woord heeft over het wel of niet ondertekenen van de overeenkomst. Daarom heeft de fractie de volgende schriftelijke vragen aan het college gesteld.
1. Wat is uw mening over het feit dat burgemeester en wethouders van Amsterdam een voordracht tot het instemmen met ondertekening van de overeenkomst doen aan de gemeenteraad?
2.a. Bent u van plan een voordracht te doen aan Provinciale Staten tot het instemmen met ondertekening van de overeenkomst?
2.b. Zo ja, wanneer?
2.c. Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt dat zich dan volgens u tot het feit dat burgemeester en wethouders van Amsterdam de ondertekening van de overeenkomst wèl afhankelijk stellen van goedkeuring door de gemeenteraad?
3. Is goedkeuring door respectievelijk het parlement, de staten van Flevoland en Noord-Holland, de raden van Almere, Amstelveen en Amsterdam en de stadsregio Amsterdam beoogd door de tekst van de raamovereenkomst? Zo nee, uit welke passage in de raamovereenkomst blijkt dat volgens u?
4. Artikel 6 (onvoorziene omstandigheden), tweede lid van de raamovereenkomst luidt als volgt. “Partijen merken als onvoorziene omstandigheden in elk geval aan de situatie dat formele regelingen of besluiten leiden tot de niet of slechts gedeeltelijke goedkeuring, de schorsing, de vernietiging of het niet tot stand komen van besluiten die uit deze overeenkomst voortvloeien, één en ander met inbegrip van wijzigingen van wet- en regelgeving, beleidswijzigingen of onherroepelijke beslissingen van een overheid of rechterlijke instantie alsook de situatie dat tijdens de planfase ramingen van de projectkosten hoger of lager uitvallen.” Bent u van mening dat een besluit van Provinciale Staten tot het niet instemmen met het ondertekenen van de overeenkomst aan te merken is als een besluit (zoals genoemd in artikel 6, tweede lid) dat leidt tot de niet goedkeuring van besluiten die uit de overeenkomst voortvloeien? Zo nee, waarom niet?
5. Kunt u aangeven op grond van welk besluit (en welk artikel of welke bepaling) Provinciale Staten de bevoegdheid tot ondertekening van deze overeenkomst, namens de provincie Noord-Holland, aan Gedeputeerde Staten hebben gemandateerd of gedelegeerd?
6.a. Door ondertekening van de raamovereenkomst geeft gedeputeerde Mooij aan bereid te zijn de provincie Noord-Holland te verbinden tot een bijdrage van € 50.000.000 aan de uitbreiding c.a. van de snelwegen A1, A6, A9, A10-oost. Kunt u aangeven uit welk budget/begrotingspost dit bedrag betaald wordt?
6.b. Bent u bereid op 17 maart 2008 inhoudelijk met Provinciale Staten van gedachten te wisselen over (de gevolgen van) de ondertekening van de overeenkomst stroomlijnalternatief planstudie Schiphol-Amsterdam-Almere? Uitvoering van deze overeenkomst heeft immers grote gevolgen voor natuur, milieu en financiën. Indien het college – uit zichzelf – daartoe niet bereid is, wat is daarvan de reden?